80 Jaar Vrijheid – Marinus Poolman (98) herinnert zich de bevrijding van Veendam
“Vrijheid is niet vanzelfsprekend. Het moet verteld blijven worden.”
In het kader van 80 jaar vrijheid sprak de gemeente Veendam met de heer Marinus Poolman, 98 jaar oud. Hij groeide op aan het Beneden Westerdiep in Veendam en maakte als jongvolwassene de bevrijding van zijn woonplaats op 13 april 1945 bewust mee. In dit gesprek deelt hij zijn herinneringen aan de oorlog, een bijzonder familieverhaal én zijn ervaringen als militair in Nederlands-Indië.
“Is het dan echt zover?”
“Ik weet het nog goed,” zegt meneer Poolman. “We stonden op straat, het was april, en we hoorden al een paar dagen dat de bevrijders eraan kwamen. Iedereen kwam naar buiten. Echt zo’n moment van: is het dan écht zover? Ik was een jaar of achttien. Mensen juichten, kinderen gooiden bloemen. Dat beeld vergeet ik nooit meer.”
Er hing hoop in de lucht, maar ook verwarring. “Vijf jaar lang had je onderdrukking, schaarste, angst. En ineens kwam er opluchting. Maar ook de vraag: wat nu? Pas later besefte je echt wat je had doorgemaakt.”
Een neef in een bommenwerper
Naast zijn herinneringen aan de bevrijding vertelt hij over zijn neef Don Rohlfs, zoon van zijn tante Jantje (Jennie Poolman), die naar Amerika was geëmigreerd. Don diende als piloot in een Amerikaanse B-16 bommenwerper en vloog regelmatig van Engeland naar Bremen — vaak over Veendam. "Hij had in zijn binnenzak het adres van mijn ouders. Levensgevaarlijk, natuurlijk. Maar hij wilde ons kunnen vinden als er iets met hem gebeurde.”
“Na de oorlog kwam er een groot pakket uit Amerika,” herinnert hij zich met een glimlach. “Een zak met kleding. In de kast zat ook het vliegeniersjasje van mijn neef. Mooi jasje, met bont. Veel te klein natuurlijk. Dus mijn moeder haalde de voering eruit, en toen paste hij wel.”
Uitgezonden naar Nederlands-Indië
In 1949 werd Marinus zelf uitgezonden naar Nederlands-Indië. Tijdens zijn diensttijd diende hij als wapenverzorger bij de verkenners. “Als de jongens terugkwamen van patrouille, dan kwamen ze bij mij om de wapens schoon te maken en te repareren. Die kregen ze dan schoongepoetst weer mee terug. Er was daar ook een schietbaantje. Als ik tijd over had nadat ik de wapens had gedaan, dan ging ik even schieten.”
Hoewel hij zelf niet op patrouille werd gestuurd, was het verre van veilig. In Nederlands-Indië werd hij meerdere keren aangevallen. “Ik had niet veel in de melk te brokkelen hoor…” zegt hij, en valt even stil. “Die strijd daar... dat is een niet te begrijpen strijd. Het was een guerrillastrijd.”
Hij herinnert zich vier jongens van de ambachtsschool die zijn omgekomen, herdacht op het monument bij de Grote Kerk in Veendam. “Twee kwamen uit Veendam en twee uit Wildervank, als ik het goed heb. Ik zat in klasje één, zij in klasje drie. Die jongens ken je dan wel.”
‘Eens een militair, altijd een militair’
De terugkeer na twee jaar in Nederlands-Indië was lastig. “Dan heb je twee oorlogen meegemaakt. Heb ik me ooit weer echt vrij gevoeld? Nee… ik ben er nog altijd dag en nacht mee bezig. Men zegt wel eens: ‘Eens een militair, altijd een militair’. Ik ben geen militair meer, maar het blijft bij je.”
Waarom hij zijn verhaal nu deelt? Hij zegt het eenvoudig, maar beslist: “Ik ben geen oorlogsgeweldenaar. Maar de verhalen moeten verteld blijven worden. De oorlog mag niet vergeten worden.”
Vrijheid is kwetsbaar
Voor Marinus Poolman is vrijheid nooit vanzelfsprekend geweest. “Je moet het blijven waarderen. Ik heb gezien wat er gebeurt als je het kwijtraakt. Haat, verdeeldheid... daarom moeten de verhalen verteld blijven worden en moeten we de vrijheid blijven vieren.”