Gewijzigde criteria zonnepanelen monumenten en beschermde gezichten juni 2021

Zonnepanelen op en bij gemeentelijke monumenten en in beschermde gezichten.

Regelgeving

Het aanbrengen van zonnepanelen is in de meeste gevallen een vergunningvrije activiteit. Dit is echter anders bij het aanbrengen van zonnepanelen op, aan of nabij beschermde monumenten en op panden binnen beschermde gezichten. In het laatste geval is er voor panden die niet beschermd zijn als monument een uitzondering op de uitzondering: een vergunning is niet nodig als de panelen worden aangebracht op een achterdakvlak dat niet gekeerd is naar het openbaar gebied.

Rijksmonumenten

Voor Rijksmonumenten is door de Rijksdienst een advieslijn (pdf) vastgesteld. Dit toetsingskader wordt door de gemeentelijk Monumentencommissie gehanteerd bij het beoordelen van vergunningaanvragen voor zonnepanelen op, aan of nabij beschermde rijksmonumenten.

Gemeentelijke monumenten en panden in beschermde gezichten

Voor het aanbrengen van zonnepanelen op of bij gemeentelijke monumenten en binnen de beschermde stadsgezichten “Tusschendiepen” en “Oosterdiep” geldt het volgende:

Advisering (1)

Vergunningaanvragen voor het plaatsen van zonnepanelen op, aan of bij beschermde monumenten en op panden binnen beschermde gezichten worden altijd om advies voorgelegd aan de gemeentelijke Erfgoedcommissie, die bij haar advies de hierna volgende toetsingscriteria zal betrekken.

Vooraf (2)

  1. Zijn er in het pand al voldoende energiebesparende maatregelen uitgevoerd?
  2. Is er gekozen voor een systeem met een hoge opbrengst (dat dus zo min mogelijk plaats inneemt)?

Locatiekeuze (3)

  1. Er is rekening gehouden met schaduwwerking van aanwezige beplanting. Voor waardevolle beplanting zal geen vergunning worden verleend om deze te kappen.
  2. De zonnepanelen zijn zo veel mogelijk op één plek geconcentreerd.
  3. Er is gekozen voor het minder opvallende deel van het erf. Het achtererf en bijgebouwen zijn meestal een betere keuze dan het voorerf of hoofdgebouw.
  4. Waar mogelijk worden de panelen geplaatst op platte daken in plaats van op schuine daken.
  5. Bij(gemeentelijke) monumenten: de panelen zijn geplaatst op delen van het monument, op bijgebouwen of op een deel van het erf dat blijkens de monumentenbeschrijving niet onder de monumentenbescherming valt.
  6. Bij (gemeentelijke) monumenten en panden binnen een beschermd gezicht die op de waardenkaart zijn aangemerkt als ‘beeldbepalend’: de panelen zijn op het achterste deel van het pand geplaatst, uit het zicht vanaf de openbare ruimte.

Bijzondere situaties locatiekeuze binnen beschermde gezichten (4):

Uitsluitend indien plaatsing van zonnepanelen op niet naar het openbaar gebied gekeerde dakvlakken niet mogelijk is of panelen aldaar aantoonbaar te weinig zonlicht zouden ontvangen mogen panelen ook op dakvlakken die gekeerd zijn naar het openbaar gebied worden geplaatst:

  1. op panden binnen een beschermd gezicht die zijn aangemerkt als ‘beeldbepalende bebouwing’ of ‘structuurbepalende bebouwing’ (gebouwd vóór 1945) en die niet tevens beschermd zijn als monument of in de directe nabijheid van een monument gelegen zijn, mits:
    • de kleur van de zonnepanelen zoveel mogelijk overeen komt met de kleur van de dakpannen; en
    • maximaal één dakvlak in het zicht wordt belegd met zonnepanelen; en
    • bij een hoekligging bij voorkeur het dakvlak wordt belegd met zonnepanelen dat niet is gelegen aan openbaar gebied dat is aangemerkt als ‘hoogwaardige infrastructuur’, ‘structuurbepalend water’ of ‘structuurbepalend groen’; en
    • een zorgvuldig afgewogen ontwerp voor de positionering van de zonnepanelen op het dakvlak wordt gemaakt, waarbij minimaal wordt voldaan aan de criteria voor zorgvuldige inpassing op het dak (zie onder 5), met uitzondering van 5f.
  2. op panden binnen een beschermd gezicht die zijn aangemerkt als ‘overige bebouwing’ en panden gebouwd na 1945 die zijn aangemerkt als ‘structuurbepalende bebouwing’, en die niet tevens zijn beschermd als monument of in de directe nabijheid van een monument gelegen zijn, mits wordt voldaan aan de criteria voor zorgvuldige inpassing op het dak (zie onder 5);

Zorgvuldige inpassing op het dak (5)

  1. De panelen zijn zoveel mogelijk geplaatst op de onderste dakhelft, zo laag mogelijk op het dakvlak.
  2. Er wordt voldoende afstand (minimaal 0,5 meter) gehouden tot de goot, de nok en de dakranden.
  3. Er is bij plaatsing op een plat dak dusdanig afstand tot de dakrand aangehouden dat de panelen niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte.
  4. De panelen zijn geplaatst in een rechthoekig blok, zonder verspringingen.
  5. Er wordt afstand gehouden van dakkapellen en vensters en de panelen zijn zoveel mogelijk op dezelfde lijn als deze ‘dakperforaties’ geplaatst.
  6. De panelen hebben een kleur die onopvallende plaatsing op het dak mogelijk maken.
  7. De panelen hebben een onopvallende randafwerking.
  8. Er zijn zo min mogelijk bevestigingspunten op de oorspronkelijke onderdelen van de (dak)constructie.

Zonnepanelen op de grond (6)

  1. De panelen zijn op enige afstand van de gebouwen geplaatst, op het zij- of achtererf en er is extra afstand gehouden tot beschermde (delen van) gebouwen.
  2. De panelen zijn gerangschikt in een regelmatig patroon en de hoogte van de installatie is beperkt.
  3. De panelen zijn opgenomen in het ontwerp van de tuin en daarbij is gebruik gemaakt van bestaande hoogteverschillen of van elementen die bij het landschap passen zoals een heg, houtwal of talud.

Vaststelling

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Veendam op 8 juni 2021

Burgemeester, S.B. Swierstra
Loco-Secretaris, T. Heeringa

Deze criteria zijn gebaseerd op de aanbevelingen uit de Brochure “Ruimte voor zon!” van Libau. In die brochure zijn enkele criteria nader toegelicht en geïllustreerd